Apparaten toevoegen
Door netwerkapparaten aan je project toe te voegen kun je switches, routers, access points en andere netwerkapparatuur opnemen in je laagspanningssysteemontwerp. In tegenstelling tot camera’s worden apparaten eerst als generieke plaatshouders toegevoegd, en stel je de specifieke fabrikant, het model en de instellingen na plaatsing in via de zijbalk van het apparaat.
Wanneer te gebruiken
- Wanneer je netwerkapparatuur zoals switches, routers of access points aan je ontwerp moet toevoegen
- Bij het ontwerpen van netwerkinfrastructuur voor je CCTV- of laagspanningssysteem
- Wanneer je apparaten eerst wilt plaatsen en hun details later wilt configureren
- Wanneer je meerdere apparaten van hetzelfde type met verschillende configuraties moet toevoegen
- Bij het plannen van de netwerktopologie en de plaatsing van apparaten in je project
Een apparaat aan je project toevoegen
Om een netwerkapparaat aan je project toe te voegen, klik je op het menu Insert in de linker werkbalk en selecteer je Device. Er wordt een generiek apparaat aangemaakt en in het midden van je projectweergave geplaatst.

Generiek apparaat aanmaken
In tegenstelling tot bij camera’s, waarbij je vóór plaatsing een specifiek model selecteert, worden apparaten als generieke plaatshouders aangemaakt. Hierdoor kun je snel meerdere apparaten aan je ontwerp toevoegen en ze later afzonderlijk configureren. Het generieke apparaat verschijnt direct op je canvas nadat je het hebt geselecteerd.
Apparaatdetails configureren
Na het plaatsen van een apparaat opent de zijbalk voor apparaatinstellingen automatisch aan de rechterkant van het scherm. Hier wijs je de specifieke fabrikant, het model en de configuratie voor je apparaat toe.
In de apparaatzijbalk kun je:
- Change model – Een specifieke fabrikant en model selecteren uit de apparatendatabase
- Device type – Het apparaattype configureren (switch, router, access point, enz.)
- Device settings – Diverse configuratie-opties aanpassen die specifiek zijn voor het geselecteerde apparaatmodel
- Network settings – Netwerkgerelateerde parameters configureren
- Position and appearance – De positie en visuele eigenschappen van het apparaat aanpassen
De apparaatzijbalk biedt alle tools die je nodig hebt om je netwerkapparaat volledig te configureren nadat het in je project is geplaatst. Voor meer gedetailleerde informatie over configuratieopties voor apparaten, zie de gids Apparaattools.
Tips
- Plaats apparaten eerst als generieke plaatshouders en configureer ze daarna individueel om je workflow te versnellen
- Je kunt het model van een apparaat op elk moment wijzigen met de knop "Change model" in de apparaatzijbalk
- Generieke apparaten maken snellere initiële plaatsing mogelijk wanneer je je richt op lay-out en positionering
- Configureer apparaatgegevens nadat je ze hebt geplaatst om een soepele ontwerpworkflow te behouden
